De grotere vrijheid van inrichting van een BV met de invoering van de Flex-BV heeft tot gevolg dat bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de positie van minderheidsaandeelhouders. Zij lopen namelijk het risico dat hun positie wordt benadeeld omdat de meerderheid van de aandeelhouders een grotere vrijheid heeft om de BV in te richten. De wetsvoorstellen bieden daarom een aantal minimumwaarborgen voor de bescherming van de minderheidsaandeelhouder.
Deze bescherming van de minderheidsaandeelhouder mag niet ten koste gaan van de vereenvoudiging en flexibilisering van de BV. In een algemene vergadering geldt (ook onder het huidige recht) al het principe dat de minderheidsaandeelhouder zich in beginsel moet schikken in de besluitvorming door de meerderheid. Hierbij is van belang dat aandeelhouders zich in hun onderlinge verhoudingen laten leiden door de redelijkheid en billijkheid. Alleen wanneer het risico bestaat dat het meerderheidsbelang wordt misbruikt of waar essentiƫle rechten van aandeelhouders in het geding zijn, ligt specifieke wettelijke bescherming van de minderheidsaandeelhouder in de rede.
Zo is bijvoorbeeld bepaald dat een regeling niet tegen de wil van een aandeelhouder kan worden opgelegd. Waar een statutenwijziging kan leiden tot wijziging van belangrijke aandeelhoudersrechten, zoals stemrecht en het vergaderrecht, worden extra eisen gesteld aan de besluitvorming. Zo is (om minderheidsaandeelhouders te beschermen) door de wetgever ten aanzien van bepaalde situaties besloten om unanimiteit verplicht te stellen.
De vrijheid van inrichting van een BV met invoering van de Flex-BV is op deze manier toch deels aan banden gelegd. Als grootaandeelhouder kunt u dus niet alles naar uw hand zetten.
8 augustus 2012